zondag 21 juni 2015 | 14:30 | Boekpresentatie
presentatie van drie Salon Saffier-uitgaven
Precies op de dag dat H. Marsman 75 jaar geleden overleed presenteert Salon Saffier de reconstructie van zijn oorspronkelijk geplande maar nooit verschenen dichtdebuut
* Ruimteschemer (1921), met teksthoutsnedes van J.W. Havermans (De Utrechtse Boekhoudpers, 9). (Foto links: H. Marsman in 1924.)
Bovendien worden gepresenteerd:
* Lucile & Het ei, twee verhalen van Amœne van Haersolte & Louise Odilon, beiden geb. Van Holthe tot Echten (De Utrechtse Boekhoudpers, 10),
en
* het nieuwste nummer van De Utrechtse Boekhouder met een grote bijdrage over de laatste dagen van Marsman.
Eerste exemplaren worden aangeboden aan Marsmanbiograaf Jaap Goedegebuure en andere nauw betrokkenen.
Voordrachten van teksten uit de gepresenteerde uitgaven.
Deze uitgaven zijn uiteraard ter plekke te koop (boekjes à € 9,00, Boekhouder € 7,95).
H. Marsman
Rond 1920 was H. Marsman (1899-1940), naast Ter Braak en Du Perron, een van de grote schrijvers van het interbellum, van plan zijn dichtdebuut te publiceren door de gedichten in houtsnedes te laten drukken. Aanvankelijk een paar gedichten bij ‘In die Coornschuere’ in Delft, kort daarna een dikkere versie bij genootschap ‘De Anderen’ in Amsterdam. In beide gevallen zou beeldend kunstenaar Jan Havermans de houtsnedes maken. Beide projecten strandden echter en in 1923 zou Marsman met het ‘rode boekje’ Verzen debuteren. Enig materiaal is gelukkig bewaard gebleven en Nol Gregoor reconstrueerde rond 1960 de inhoud. Op basis hiervan brengt Salon Saffier een zo getrouw mogelijke uitgave uit, bezorgd door Niels Bokhove, redacteur De Utrechtse Boekhouder.
Amœne van Haersolte & Louise Odilon
Lang geleden woonden en speelden op de Utrechtse Maliebaan twee zusjes, Amœne en Louise van Holthe tot Echten. Onder de namen Amœne van Haersolte (1890-1952) en Louise Odilon (1892-1981) zouden ze veel later als schrijfster van zich laten horen. In de pers viel hun werk veel waardering ten deel: ‘uitzonderlijk’ en ‘voortreffelijk’ noemde Top Naeff indertijd Van Haersoltes autobiografische ‘roman’ Lucile (1951), Van Haersolte laat ‘alle Nederlandse schrijfsters achter zich’, ze is eigenlijk te groot voor Nederland. F. Bordewijk vond Lucile ‘haar beste werk’, ‘naar het leven getekend’, huisjuffrouw Barbara is ‘een der beste scheppingen der schrijfster’, beter nog dan bij Couperus. Amœne ontving in 1947 als eerste de P.C. Hooftprijs, specifiek voor haar in 1946 verschenen novellenbundel Sophia in de Koestraat. Telegraafrecensent Maud Cossaar noemde Odilons verhalen in de bundel De Japanse poppen (1965) ‘stuk voor stuk sieraden’, ‘zeldzaam gaaf’, ‘feilloos’ en ‘fascinerend’.
Hans Heesen, redacteur van De Utrechtse Boekhouder, bejubelt hun respectievelijke verhalen ‘Lucile’ uit het gelijknamige boek en ‘Het ei’ uit De Japanse poppen en andere verhalen, die dan nu gezusterlijk in één band verschijnen, met Heesens nawoord.
De Utrechtse Boekhouder
In de dertiende aflevering van het (digitale) tijdschrift voor Utrechts literair erfgoed wordt eveneens aandacht geschonken aan Marsman: Niels Bokhove en scheepvaartkenner Arne Zuidhoek vonden nieuw materiaal over de laatste dagen van Marsman en zijn vrouw in Bordeaux en hun rampzalige scheepsreis naar Engeland voor en op 21 juni 1940, precies 75 jaar geleden.
Tijdens de presentatie is de papieren versie van het tijdschrift te koop. Zie hier voor meer informatie over De Utrechtse Boekhouder.